Trump en Kim hanteren obligate formuleringen en retorische trucs

Een hoop mooie woorden, complimenten en handdrukken dinsdag in Singapore op de top tussen de Amerikaanse president Donald Trump en de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-un. Maar wat spraken de twee leiders concreet af? Een analyse van de vier punten van de ‘Sentosa-verklaring’.

data32494473-6025f7

1. De Verenigde Staten en de DPRK [de officiële naam van Noord-Korea, red.] zetten zich in om tot nieuwe banden tussen de VS en de DPRK te komen, overeenkomstig de behoefte van de bevolking van de twee landen aan vrede en welvaart.

Een obligate diplomatieke formulering over de verbeterende banden tussen de twee kemphanen. Het woord ‘welvaart’ is mogelijk een referentie aan de sanctieverlichting die Noord-Korea tegemoet kan zien als het zijn kernwapens ontmantelt.

2. De Verenigde Staten en de DPRK zullen samen werken aan een duurzame en stabiele vredesorde op het Koreaanse Schiereiland.

Een hele verandering vergeleken met de Amerikaanse dreigementen met „vuur en woede” en „de totale vernietiging van Noord-Korea” van vorig jaar. Die tijden zijn voorbij: voortaan wordt er met diplomatieke middelen gewerkt aan een oplossing voor de onderlinge problemen. Een hele geruststelling voor Zuid-Korea, dat vorig jaar maar wat nerveus werd van het wederzijdse wapengekletter.

Ook echoot in deze zin het eerder uitgesproken verlangen om de Koreaanse Oorlog (1950-1953) formeel te beëindigen. Dat conflict eindigde in een wapenstilstand, maar een vredesverdrag werd nooit gesloten.

Wat minder naar de zin van Seoul zal zijn, is de afspraak om gezamenlijke militaire oefeningen van Zuid-Korea en de Verenigde Staten op te schorten. Dit lijkt een concessie aan Noord-Korea, dat een hekel heeft aan de trainingen. Het is niet bekend of Zuid-Korea vooraf door de VS op de hoogte is gebracht van de schorsing.

3. De DPRK herbevestigt de Panmunjom-verklaring van 27 april 2018 en zet zich in voor de volledige nucleaire ontwapening van het Koreaanse schiereiland.

De Panmunjom-verklaring is het akkoord dat Noord- en Zuid-Korea in april tekenden tijdens de eerste top tussen Kim Jong-un en de Zuid-Koreaanse president Moon Jae-in. Daarin werd de „complete denuclearisering van het Koreaanse Schiereiland” afgesproken, in samenwerking met de internationale gemeenschap.

Wanneer Noord-Korea rept van denuclearisering wordt vaak hoopvol gereageerd: ‘Kijk, ze zeggen eindelijk toe dat vermaledijde kernwapenprogramma te ontmantelen!’ Dat is ook wat de Verenigde Staten eisen van Pyongyang: complete, verifieerbare en onomkeerbare denuclearisering. Pas daarna komt sanctieverlichting aan de orde.

Noord-Korea hanteert echter een heel andere definitie. „Denuclearisering van het schiereiland” betekent in Pyongyang dat de VS hun militairen terugtrekken bij de grens, dat de Amerikanen hun nucleaire ‘paraplu’ voor Japan en Zuid-Korea moeten intrekken en dat pas daarna eventueel de Noord-Koreanen hun kernwapens ook inleveren.

De kans dat dit ooit gebeurt, is nihil. Zelfs als Washington die nucleaire paraplu dichtklapt, verwachten de meeste analisten dat Noord-Korea de eigen atoombommen niet opgeeft. Daarvoor heeft het regime-Kim zijn lot te veel aan kernwapenbezit verbonden. Het definitiegegoochel lijkt vooral een retorisch trucje om welwillend over te komen, maar ieder nucleair akkoord bij voorbaat onmogelijk te maken.

4. De Verenigde Staten en de DPRK zetten zich in om de stoffelijke resten van krijgsgevangenen en gesneuvelden te bergen, waaronder de onmiddellijke repatriëring van resten die al geïdentificeerd zijn.

Deze verrassing werd door Kim uit de hoge hoed getoverd tijdens de besprekingen. „Hij kwam er zelf mee”, zei Trump euforisch op de persconferentie. Naar schatting bevinden zich in Noord-Korea de stoffelijke resten van ruim vijfduizend Amerikaanse militairen die sneuvelden in de Koreaanse Oorlog.

Analisten denken dat Pyongyang dit punt heeft voorgesteld om te doen alsof het iets groots aanbiedt, terwijl er geen concrete afspraken over kernwapenontmanteling worden gemaakt.

Een eerdere versie van dit artikel verscheen op 13 juni in nrc.next