‘Over één ding ben ik blij: dat zij niet zwanger van me is geworden. Want ik heb gezworen nooit mijn kinderen te verlaten.” Ruim veertig jaar nadat zijn vrouw hem had verlaten voor een ander en bijna even lang nadat hij als Amerikaan overliep naar Noord-Korea schiet James Dresnok nog steeds vol bij de herinnering – zo is te zien in de documentaire die hem in het Westen bekendheid verschafte: Crossing the Line (2006).
Al op jonge leeftijd leerde de in Virginia geboren Dresnok wat verlaten worden is. Zijn alcoholistische moeder verliet zijn vader, die hem na een tijdje in een pleeghuis achterliet. Op zijn 17e verjaardag meldde Dresnok zich aan bij het leger. Een jaar later trad hij in het huwelijk, naar eigen zeggen om de pijn uit zijn jeugdjaren te wissen. Maar toen hij gestationeerd werd in West-Duitsland en twee jaar later terugkeerde, had zijn vrouw al een ander.
Dit alles tekende Dresnok voor het leven. In 1962 was hij als 21-jarige militair gestationeerd in het grensgebied van Zuid-Korea. Daar dreigde hij voor de krijgsraad gesleept te worden, nadat hij de handtekening van zijn commandant had vervalst om de basis te kunnen verlaten – en zijn favoriete prostituee te bezoeken.
Enkele uren voordat hij bij zijn commandant moest verschijnen, nam Dresnok een drastisch besluit. Toen zijn kameraden aan het lunchen waren, rende hij de grens met Noord-Korea over. Dat was niet zonder gevaren: de zogeheten Gedemilitariseerde Zone (DMZ) ligt vol landmijnen. Dresnok geraakte ongeschonden aan de andere kant, waar hij zich overgaf aan de Noord-Koreanen.
Bekijk hier de documentaire ‘Crossing the Line’ over Dresnok:
https://www.youtube.com/watch?v=yd2dCk3N8cE
Eind vorig jaar overleed Dresnok, werd afgelopen maand bekend via medewerkers van reisbureau Koryo Tours met goed ingevoerde bronnen in Noord-Korea. Oprichter en manager van Koryo Tours Nicholas Bonner maakte samen met filmmaker Daniel Gordon de documentaire over Dresnok.
Een persoon zou Dresnok naar eigen zeggen nooit verlaten: de Grote Leider Kim Il-sung, later opgevolgd door zijn zoons Kim Jong-il en Kim Jong-un. Zelfs tijdens de hongersnood in de jaren 90 die honderdduizenden Noord-Koreanen het leven kostte, kreeg de ex-Amerikaan gewoon te eten van de staat. De liefde was wederzijds: „Al ligt er een miljard dollar in goud op tafel, ik vertrek niet. Ik voel me hier thuis”, aldus Dresnok, met een glimmend speldje met de beeltenis van Kim Il-sung op zijn borst.
Dat was niet altijd zo geweest. In 1966 kreeg hij, evenals drie andere overgelopen militairen, spijt van zijn radicale besluit. Met Larry Abshier, die al in Noord-Korea was toen hij arriveerde, en Jerry Wayne Parrish en Charles Robert Jenkins, overgelopen in 1963 en 1965, meldde Dresnok zich bij de ambassade van de Sovjet-Unie, in de hoop naar Rusland te worden overgebracht.
De Sovjets zaten zo kort na de Cubacrisis niet te wachten op een groep onbetrouwbare Amerikanen en gaf hen nul op het rekest. Hierop werden zij door Pyongyang in een eenkamerappartement geplaatst, waar zij Noord-Koreaanse ‘heropvoeding’ kregen. Van ’s ochtends tot ’s avonds bestudeerden zij de communistische Juche-leer van Kim Il-sung. Dresnok zei dat dit het moment was dat hij besloot definitief in Noord-Korea te blijven en om zich aan te passen – al zal hij hierin weinig keuze hebben gehad.
Dresnok vond toch zijn draai. Hij leerde vloeiend Koreaans en raakte onder de indruk van het werk van Kim Il-sung, waarvan hij later delen zou vertalen in het Engels. Toen de heropvoeding in de ogen van Pyongyang compleet was, werd een nieuw doel gevonden voor de overlopers: zij werden acteurs in Noord-Koreaanse propagandafilms. Allen speelden Amerikaanse bad guys, die telkens weer het onderspit delfden tegen de Noord-Koreaanse helden.
Dresnok kreeg een rol als ‘Arthur’, een meedogenloze oorlogscommandant. Ondanks deze schurkenrol werd Arthur de speelse bijnaam van Dresnok voor zijn Noord-Koreaanse vrienden met wie hij zijn grootste hobby deelde: vissen.
De Amerikanen kregen naast een Noord-Koreaans paspoort ook allemaal een echtgenote cadeau van het Kimregime. Dresnok ‘ontving’ Doina Bumbea, een vrouw die door Noord-Koreaanse agenten uit het bevriende Roemenië was ontvoerd. Zij overleed in 1997. Dresnok hertrouwde later met de dochter van een Togolese diplomaat en een Noord-Koreaanse vrouw.
Bekijk hier een aflevering van CBS-programma ’60 Minutes’ over Dresnok:
Ondanks het feit dat hij op zijn vijftiende school verliet, doceerde Dresnok Engels in Pyongyang. „Sommige leerlingen vonden zijn accent moeilijk te verstaan”, zegt Nicholas Bonner van Koryo Tours in per mail. Anderen maakten grappen over Dresnoks grote gestalte. Met een lengte van 1,95 meter en een gezet postuur was hij een unieke verschijning in Noord-Korea. ,,Een leerling grapte dat hij geen schoenen maar onderzeeboten droeg. Daar kon Dresnok hartelijk om lachen”, aldus Bonner.
Bonner herinnert Dresnok als een ‘larger-than-life’-karakter. „Dat gold niet alleen voor zijn omvang. Hij kon een ruimte helemaal overnemen met zijn aanwezigheid. Hij was dol op het vertellen van verhalen. Hoe groter, hoe beter.”
Toch kende de trotse Dresnok momenten van angst toen hij de met mijnen bezaaide DMZ over rende, zo vertelt hij in Crossing the Line. „Natuurlijk was ik bang. Zal ik leven of sterven? Maar ik stak over, op zoek naar mijn nieuwe leven.”
Dresnoks dood komt niet als een verrassing: al in de ruim tien jaar oude documentaire zien we hoe een arts Dresnok bestraffend toespreekt omdat hij te veel rookt en drinkt, terwijl hij een hartkwaal heeft. Dresnok lijkt niet onder de indruk: „Sommige mensen willen van me af, maar ik ben hier nog wel even”, zegt hij, zijn kunstgebit bloot lachend. „Ik wil minstens tachtig worden.”
Dresnok laat een vrouw en drie zoons na, allen geboren in Noord-Korea. De oudste twee zijn net als hun vader acteurs in propagandafilms. Dresnok heeft na zijn vlucht nooit meer contact gehad met zijn Amerikaanse familie. Hij was de laatste van de Amerikaanse overlopers die nog in Noord-Korea leefde. Jenkins verliet Noord-Korea in 2006 en woont nu op het Japanse eiland Sado met zijn vrouw en dochters. Abshier en Parrish overleden in respectievelijk 1983 en 1996.
Een ingekorte versie van deze necrologie verscheen op 6 mei in NRC